Rit 3 in 2025, van de Friese Rijders.
Ureterp 14 januari 14.55 Aan een tafeltje in het kantoor van Tseard wordt het stil. Ik sluit mijn ogen en luister met Piet samen naar zijn stem. Het is een gebed. Tseard vraagt aandacht voor ons, bescherming en goede zorgen. Het raakt. Ik ben niet gelovig, maar het komt recht uit zijn hart. Geen gepolijste stem. Geen verheven toon. Gewoon een bezorgde kerel die iets vraagt aan een bekende die hij hoog heeft zitten. Mooi. Tseard is het eerste gezicht van de Friese Rijders. Een club mensen die besloten te doen wat hun hart hen ingaf, Oekraïne bijstaan. En wij rijden de truck met goederen naar Odessa. Die staat in Ureterp geparkeerd, afgeladen en afgetankt. Als we de wagen inspecteren stoppen er af en toe auto’s. Raampje open:
‘Giet ‘t oan?’
‘Ja’, ‘Mooi, goeie reis, ik hielp met inladen, fijn dat jullie gaan’.
En zo komen er meer auto’s langs. Het halve dorp deed mee, doet mee, zal mee blijven doen. En dat komt uit het hart. Piet en ik zijn er stil van als we wegrijden. Bij Marum de weg op. 2200 kilometer voor de boeg, mijn eerste keer naar een land in oorlog. Beetje opgewonden, beetje bang ook. Wat gaat er komen? Berichten over aanvallen op elektriciteitscentrales staan op de NOS app. En Trump roept dingen. En mijn kinderen, moeder, zus en broer appen met een ietwat benauwde ondertoon. En we zijn nog niet eens voorbij Groningen…Wat kan je veel meemaken terwijl je stil op een stoel zit.
Het leven van chauffeurs. Dat is om 22.30 zoeken naar een parkeerplek. Alles is vol. Nog veel zoekende collega chauffeurs. Hier een moeilijk geparkeerde vrachtwagen, daar eentje die achteruitrijdt. Het ademt nervositeit. Waar kan je nog staan? Piet gromt. Ik zoek mee. Voor mij een best leuk spelletje maar voor Piet is dit de slechte kant van het chauffeursbestaan. Er is gewoon te weinig geregeld. Terwijl we voortdurend op vrachtwagenchauffeurs rekenen. Want iedereen wil van alles. En snel ook. Machines, zakken meel, post, schoenen, hele windmolens, postzegels, steunkousen, koffie-pads, spiegeltjes en kraaltjes uit China, go zo maar door. Spullen, spullen, spullen, maar de mensen die het komen brengen kunnen nergens slapen. Dus staan ze met hun trailer-kont vervaarlijk dicht bij de snelweg. Moet wel. Anders rijden ze te lang, en zorgt de tachograaf voor een boete. Wat een leven. We parkeren aan de rand van een dorp. Het is er stil. De Duitsers liggen al vroeg in bed. Piesen langs een slootrand. Niemand op straat. De eerste nacht in een smalle kooi. Ik zeilde vaak op zee, dus dit voelt goed. Ik slaap snel in.
Hämelerwald, 06.00
Opstaan, een yoga-act om je kleren weer aan te krijgen, 2 uur rijden, stoppen, koffiezetten met een broodje en weer door…En dan een waarschuwing dat de koelvloeistof bijgevuld moet worden. Een klere piepje dat steeds stopt en weer terugkomt. We gaan bellen. Met Teun. Met Iemand van Hoving. En we appen in de Appgroep van deze rit, FR2025003. Meedenken, oplossen en vooruitkijken. We gieten 200 ml koelvloeistof in het systeem en het alarm verdwijnt voorgoed vandaag. De rest van de dag glijdt voorbij, gesprekken, lachen, stiltes. Het wordt langzaam donker.
De mist maakt het Poolse landschap meer en meer Pools. We zien een cliché, de eindeloze besneeuwde vlaktes. Oost-Europa. Dichtbij en toch zo anders. Langs de snelweg beginnen de parkeerplekken weer benauwd vol te raken. We stoppen en vinden een plek. Op GoogleMaps zie ik dat in het nabijgelegen dorpje 4 restaurants zijn. We struinen er heen, door de sneeuw, helpen een dame die vast zit met haar auto en eten pizza met een biertje in een Skihut met een houtkachel. Geniaal. De dag eindigt met een douche, voor 10 ZSloty, schoon en warm, prima. Ik slaap als een roos.
Góra Świętej Anny, 06.00
Piet wordt wakker na een beste nacht, beter dan hoe hij thuis slaapt. Hier laat zich de echte nomade zien. Een manier van leven. Rijden in en met je huis. Mooi. We rijden vlot weg, en ontbijten weer later, geen mist meer, niet te druk. Langs Katowice en Krakow. Langs de afslag Oświęcim, door onze Oosterburen in een boosaardige tijd omgedoopt tot Auschwitz. De kou komt je tegemoet. Drie jaar lang werden er 2000 mensen per dag gedood. Wat een gruwel. En dan nu weer een oorlog op Europese bodem. Ik verzet me tegen de somberheid. We zijn iets aan het doen. Dat is belangrijker dan neerslachtigheid. De grens komt dichterbij.
Rond 12.30 arriveren we op het parkeerterrein waar vrachtverkeer moet wachten. Ons ticket zegt dat we snel door kunnen, maar er gebeurt niets. Een uur gaat voorbij. We bellen met Teun. Hij stelt voor het erop te wagen. Dan rijden we naar de slagboom en praten met een meneer. Die vindt dat we nog niet aan de beurt zijn, maar hij buigt mee met ons verzoek ons door te laten als humanitair transport. Dan staan we in de rij, op het terrein, wel voor een slagboom. Klaar voor de inklaarprocedure. Piet sluit zijn telefoon aan op de radio. Philip Glass speelt door de cabine. Veel herhaalde pianoakkoorden…past goed bij de wachtsfeer waar we in zitten. Het hoort bij dit werk. Je overgeven aan de omstandigheden. Mijn zeezeilervaring komt goed van pas. Ook vaak saai wachten tot er iets opgelost moet worden. En nog een analogie, het gevoel dat het kan gaan stormen. Wie weet.
Maar het gaat niet stormen, het blijft een zacht windje. Van het ene loket naar het andere, langzaam en gestaag werken we ons door de procedureberg. In een kantoorcontainer zitten drie chauffeurs. De lokettisten hebben pauze, mimen de mannen. We wachten maar weer. Als de beambten eindelijk verschijnen besluit de oudste chauffeur dat we als eerste geholpen dienen te worden, want humanitair transport. De anderen zijn het er mee eens. We schuiven de papieren naar binnen en de douanier vraagt of we ook cocaïne aan boord hebben, gelach van zijn collega’s. Dat is onverwacht. Leuk. Maar we besluiten de lol niet verder aan te jagen. Humor van douaniers, je weet het maar nooit. Half uur later, vele stempels verder, komt een half-bevroren militair uit zijn hokje, opent het hek en we rijden Oekraïne binnen. Het heeft 7 uur geduurd. Bij het tankstation vlak naast de grensovergang parkeren we, eten een pizza en begint een droomloze, korte nacht.
Korczowa, 05.30
Vroeg op, en rijden, rijden, rijden. De vreemde sensatie dat je in een land in oorlog bent. Dat er mannen gedood worden die niets anders willen dan dat de oorlog stopt, en de Russen naar huis gaan. En Russen die geen andere uitweg zien dan hun haat te volgen. Macabere dans, met je enkels in het bloed van je maten en van de vijand. Allebei rood. Mijn hoofd tolt er van. Geopolitiek in het echt. De Russische minister die in een reportage op de NOS-app zegt dat de Oekraïne dit jaar waarschijnlijk ophoudt te bestaan. Deze mensen wonen hier, hebben lief, dromen over een iets moois en schenken een kop koffie in als je daar om vraagt. Een gewoon leven. In een gewoon land. Ik heb me nooit voorgesteld dat een andere mogendheid jouw straat, jouw buurt, jouw provincie tot de zijne zou willen maken. Dat jouw land dan ophoudt te bestaan. Maar dat was aan het begin van de oorlog al wel bijna gebeurd. Ze waren bijna bij Kiev. Totdat de Oekraïners zeiden: ‘tot hier en niet verder’. We rijden door een land waarvan anderen willen dat het ophoudt te bestaan. We rijden door, door zo’n land…een land waarvan anderen vinden dat het niet mag bestaan. Absurd.
Tenslotte honger. Piet herinnert zich precies op het goede moment een klein winkeltje, annex restaurant, annex feestzaal. Het ligt aan de weg. En je kan er goed eten. En dat doen we. Na de lunch rijden we verder. Er komt een alarm binnen op de luchtalarm-app. Het geldt voor Odessa. Daar zijn we nog lang niet. We rijden door. Rond 17.00 worden we beiden moe. We zijn verstandiger dan de stem die zegt dat je altijd maar door moet. We stoppen en besluiten niet verder te gaan. Er is een restaurant met een Amerikaanse vormgeving. Hopper zou er trots op zijn. Daar zijn we nu zelfs de nighthawks. (De naam van zijn fameuze schilderij). Ik schrijf dit. Nu. Piet zit te bellen met Corinne. We gaan zo eten. Ik leef voor twee lijkt het. Adrenaline? Misschien. Slaap kort maar ben niet moe. Er is geen dreiging, maar wel een teneergeslagenheid die over alles heen hangt. In de eetzaal hangt een tv. Er is nieuws. Oorlogsbeelden. Kafka 2.0. Morgen nog 304 km.
Vlak voor Uman, 05.30
We hebben 4 oliebolachtige broodjes aan boord, gister nog gekocht bij de lunchstop. Dus we ontbijten rijdend, met koffie van een tankstation. Bij Uman rechtsaf, daar begint de bijna rechte weg door de glooiende heuvels naar Odessa. Piet stuurt onverstoorbaar door de kuilen en plassen. We stuiteren urenlang totdat er een soort fjord tussen de heuvels opduikt. We zijn er bijna. Ik app in de groep dat we er aankomen, Alex, de Oekraïner die alle praktische zaken regelt, reageert meteen, ze staan klaar. Tegen elf uur rijden we het weggetje in waar de organisatie haar vestiging heeft. Er staat een ploeg mannen. Een vrouw filmt. Er wordt gezwaaid. Warme omhelzingen. En dan kan de vrachtwagen open. Wij gaan aan de koffie, en de heftruck begint met lossen. Een rondleiding over het terrein met Alex die ons de containerhuizen toont. Er wonen mensen die vanuit de frontregio gevlucht zijn. Er is een speeltuin voor kinderen. Een visvijver. Een sauna. Want ze willen dat mensen de mooie dingen van het leven blijven zien. Christelijke naastenliefde in vol bedrijf. Er gaan ook spullen naar de opvang van daklozen in het centrum. En naar bewoners elders in de buurt. Er eten een paar honderd mensen dagelijks bij deze club. Zo doe je dat. Er is misère, dus je helpt.
Ze hebben in de nacht een ambulance die meerijdt met politiepatrouilles. Bij ellende met verslaafden, daklozen en dronkaards vangen ze hen direct op, voordat de politie ze moet ‘verwerken’. Dat helpt.
In de middag zien we in de stad ook dure auto’s. Wat doen de rijken eigenlijk? Werken die mee of profiteren ze van de ellende. Onmogelijk om daar achter te komen. Er is corruptie in dit land. Nog steeds. Zijn dat die eigenaren van de BMW’s en Mercedessen? Bij ons zijn er ook mensen die gierend rijk worden van corona, stikstof, klimaatmaatregelen. Dat, de corruptie, eerst opgelost willen hebben is geen optie. Er is hoge nood. Daar moet iets mee. En dat zijn we aan het doen.
Piet en ik lopen door het centrum van Odessa, fotograferen een kapotgeschoten hotel, en eten ergens. Mooie stad, de Potemkintrappen zijn beroemd. Maar aan de voet ervan kan je niet verder. Er ligt een blokkade van prikkeldraad. Hier en daar een schip in de haven. Eigenlijk maar twee. De grote graanhaven. Toch weinig actie, de kranen staan zwijgend te kleumen in de wind. De stad houdt de adem in, dat voel je. En geen mannen op straat. Wel een enkeling in uniform, die een oogje in het zeil lijkt te houden bij een veld met vlaggetjes en foto’s. De helden van de staalfabriek in Mariepol worden geëerd. Een ultrarechts bataljon hield het ondergronds wekenlang uit tegen een Russische overmacht. De hel op aarde, de Azovstal fabriek. Hier heeft iedere dode een vlaggetje met een nummer. Dan is er een menigte bij het theater. Militairen, mooie meiden, mevrouwen met bont. Ik sneak naar binnen en kom erachter dat er een balletvoorstelling aanstaande is. Don Quichotte. Er zijn nog kaarten. Even later zit ik in een loge me te vergapen aan de gewoonheid van een middagje uit, in Odessa. Een stem legt uit:
‘Als we luchtalarm krijgen dan gaat u naar de schuilkelder onder het gebouw, of naar buiten. Duurt het langer dan een uur, dan wordt de voorstelling niet hervat. Uw kaartje geeft dan recht op een andere voorstelling. Veel plezier.’ Het zaallicht gaat uit. Ik voel hoe blij iedereen is hier te zitten. Het front is 200 km hier vandaan, en daar danst een gezelschap van bijna 40 dansers de vonken uit de vloer. Veel tussentijds applaus. Hun klassieke techniek is uitmuntend, ik heb er een beetje kijk op, en het is ook saai, zoals klassiek ballet saai hoort te zijn. Dan is het afgelopen, en de 25 militairen waar ik op neerkeek vanuit mijn loge vertrekken weer. Ze gaan weer bezig met dood en verderf. Alsof er klinkt ‘dat moet ook gebeuren’.
Piet heeft ondertussen gewandeld. We zijn blij mekaar weer te zien. In de auto terug naar het centrum krijgen we de slappe lach. Waarover? Doet er niet toe. Morgen weer naar huis, weer weg uit deze absurde wereld.
Odessa, 06.00
Behoedzaam keert Piet de vrachtwagen aan het eind van het ongeplaveide straatje waar we gelost hebben. We rijden weer langs de gebouwen van het centrum en de containers waar de vluchtelingen wonen. Het is er nog stil. Alles zit op slot. We zien geen kip. Dan draaien we de weg op. En beginnen aan een lange dagrit dwars door het Westelijke deel van het land.
Beelden onderweg. We rijden door dorpen dus zien steeds kerkhoven. Veel verse graven. Met vlaggen erbij, gesneuvelden. En fotogalerijen met grote portretten op pleintjes. Met kaarsen, vlaggen, bloemen. Dan weer zo’n beeld. Het grijpt me bij de keel. Op een eenzaam kerkhofje langs de kant van de weg staan een oudere man en vrouw bij een vers graf, waar een vlag bij wappert. Leeg om hen heen. Mist in de verte. Ellende, in één blik. Wij rijden door. Zij staan daar nog.
Meer dan 800 kilometer later komen we bij de grens met Polen. We hebben ons lang van tevoren aangemeld bij de elektronische wachtrij. Via een app. De wachttijd is bijna twee dagen meldt deze app. We vragen Odessa om hulp. We staan op de allerlaatste rotonde vlak bij het grenshek te wachten. Een Oekraïense chauffeur gebaart ons uit zijn cabine dat we voor mogen. Hij pakt meteen de microfoon van zijn 27 MC bakkie om al zijn meeluisterende collega’s te vertellen ons voor te laten gaan. De militair met de Ipad laat zich echter niet vermurwen. Op zijn scherm kan ie zien dat we een dag te vroeg zijn. We parkeren onhandig. Maar dan springt de app ineens over, Odessa heeft aan wat touwtjes getrokken. U kunt zich nu melden bij het hek. We rijden weer tot bij de militair. Hij laat niet merken dat hij zojuist een wonder heeft aanschouwd. Het hek gaat open en we staan op het grensterrein. Het begin van een verwarrende reis door de Kafkaiaanse wereld van grensovergangen. Niet alles gaat goed. Het slot van de trailer weigert. De douaniers hebben geen haast. Gelukkig maar. Piet belt met Nederland. Zondagavond, iedereen is thuis. Dus hulp komt er. Hij krijgt uiteindelijk de vorige eigenaar van de trailer aan de lijn. Een monteur van dit transportbedrijf helpt ons. Hij heeft de trailer nog in zijn systeem staan en kan op afstand het slot ontgrendelen. Een mirakel. De douanier is net zo blij als wij. Even schijnen met de lamp in het lege ruim en de deur kan weer dicht. Dan door naar het Poolse kantoor. Papieren, paspoorten, kentekenbewijzen, alles wordt opnieuw bekeken. Heeft u wapens, drank, sigaretten aan boord? Bent U leeg? O, U moet terug naar de controle, want er ontbreekt een stempel op uw witte passagekaart. Overal schieten chauffeurs ons te hulp. We slaan bossen wachtende rokers over, onze gele vestjes met Humanitair Transport vertellen een verhaal waar ze graag een stap voor opzij doen. Leeg, en toch nog door het Röntgen-apparaat. Tja, het gaat nog best snel. Dan nog een lange zwengel over het onlogisch aangelegde terrein en Piet steekt de witte kaart in een sleuf. De slagboom blijft tergend lang omlaag. Maar dan salueert hij, en mogen we onder zijn oksel door Polen in. Het duurde 3 uur. Beter dan de 7 uur op de heenweg.
De snelweg is maagdelijk. De eerste parkeer plaats bijna leeg. Vijfentwintig roestvrijstalen pisbakken op een rij, brandschoon. Toch doet het je wat. De EU is een zeurkees. Maar het is wel ónze zeurkees. Vrijheid mag wat kosten. Netjes plassen ook.
Middernacht. We eten een zak HAK curryschotel, uit de magnetron. Die zit in de console boven de voorruit. Blikje bier 0.0 erbij en lachen om alles wat er sinds 06.00 gebeurde. Padvinderij 60+. Nog een keer naar het RVS-museum. Dan een diepe slaap.
A4 nabij Zalazie, 06.30
Prachtige knisperende winterochtend in de glooiende Poolse heuvels. Tanken en weer een papieren XL-beker koffie. Nog 1300 km, morgenavond thuis? Nu al dagen achtereen stil zitten doet mijn lijf geen goed. We lopen als twee dronken cowboys moeizaam om de wagen. Kan DAF ook een hometrainer inbouwen?
Rest van de dag trekt het landschap langzaam voorbij, totdat we bij de Pools-Duitse grens komen. Het Kafkavirus is hier ook actief. Drie banen druk verkeer worden teruggebracht tot één, met een stapvoetse vertraging van ruim een uur. Dan rijden we langs het checkpoint, 10 km per uur. Er staan twee Duitse uniformen de voetbaluitslagen te bespreken. Geen oog voor wat erlangs schuift. Zinloos. Waarom? Het conciërge-syndroom? Ik snap dat je wilt kunnen ingrijpen. Maar weer zijn chauffeurs de klos. Dames en heren verkeers-ontwerpers, kan u hier iets voor verzinnen? Hoe je drie banen toch langzaam kan laten rijden, met mogelijkheid er wagens uit te kunnen pikken? Of maakt het niemand anders iets uit? Wij willen niets liever dan door. Als je vrijwillig 5000 km rijdt is er geen baas die onze wachturen betaalt. We parkeren rond 18.30 bij een hotel, waar we toestemming krijgen te blijven staan. We schuiven aan bij het buffet. Duitse bejaarde stelletjes die zwijgend gehaktballen eten. Heel huiselijk. Best zo. Morgen vroeg op. Het laatste stuk. Roggosen-home. Fijn.
Roggosen, 04.30
De motor slaat zonder aarzeling aan, als Piet hem in de koude nacht start. Soort van wonder iedere keer, voor mij als leek. Ik leer veel over de techniek van vrachtwagens. De luchtvering. De AEBS. De Tachograaf. Maar ook de slaapgordijntjes, de rode binnenverlichting, de standkachel. We zetten rijdend koffie, smeren brood en halen koude drankjes uit de koelkast. Proberen Poolse radio te begrijpen, Duitse grappen te volgen en Oekraïens te ontcijferen. Vaak afwegen wat TomTom Truck voorstelt tegen wat GoogleMaps heeft bedacht. En dan ineens een gesprek over Vlaamse muzikanten, datakabels, de waanzinnigheid van Trump of de smaak van alcoholvrij witbier. Soms een lange stilte. Soms totale meligheid. We voelen elkaar goed aan. Nog geen moment van irritatie. Na 7 dagen bijna onafgebroken samen reizen. We gaan bijna hetzelfde met stressvolle momenten om. Dat helpt. Geen boosheid. Geen paniek. Gewoon dingen oplossen, en geduld hebben. Stap voor stap. Ik kende buurman Piet al wel, maar nog niet zo lang. We wonen pas ruim anderhalf jaar in Sellingen. Mijn ervaring met het samenstellen van zeilbemanningen gaf me de overtuiging dat het goed ging komen. En dat is ook zo. De uren glijden langs, een ‘Baustelle’ is een welkome afleiding, en Piet stuurt maar en stuurt maar. Foutloos. Geconcentreerd. Respect.
De gruwel van het front is alweer ver weg, maar niet uit het hart. We hebben niks ellendigs of gewelddadigs gezien. Maar de militaire transporten, de luchtalarmen en de donkerte in de ogen van de mensen brachten het dichtbij. Toen ik Alex in Odessa vroeg wat wij in het Westen niet begrijpen aan de oorlog in de Oekraïne antwoorde hij: ‘wat vrede is’.
Sellingen nog 286 km. Ver weg van de Russische soldaten. Ik hoop dat dat nog lang zo blijft.
De afstand tot huis slinkt. Ik videobel mijn moeder. 93. Ze neemt geroutineerd de telefoon op, en is heel blij me te zien. Warm hart. Piet is verbaasd over haar helderheid. Ik ben het gewend. Lieve moeder. Ze kent de oorlog beter dan ik. Ze was 9 toen het begon.
Dan rijden we het weggetje in waar Piet langs woont. Joanna, mijn vrouw filmt ons bij het aanrijden. Ik ben heel blij haar te zien. We drinken thee bij Piet aan de keukentafel. Zijn vrouw, Corinne, is er niet, ze werkt. Maar ze was er de hele reis wel bij. Net als Joanna. Die reist altijd mee. Zo gaat dat als je de juiste partner hebt. Als ik boven de thee vertel over de soldaten die kijken naar de balletvoorstelling komt er een golf verdriet boven. Onverwacht. Joanna merkt het. Zullen we naar huis, zegt ze.
Ik neem afscheid van Piet. Wat een lieve bikkel. Dan rijden we naar ons huis, net om de hoek, een kilometer verder. Ik ben thuis, en beëindig dit verhaal.
Eric, Sellingen 21 januari 2025